Volgens Johannes 8:12-59

8  12  Jezus nam opnieuw het woord en zei: ‘Ik ben het licht van de wereld.+ Wie mij volgt zal nooit in duisternis lopen, maar zal het licht+ van het leven bezitten.’ 13  Daarop zeiden de farizeeën: ‘U getuigt over uzelf. Uw getuigenis is niet waar.’ 14  Jezus antwoordde: ‘Ook al getuig ik over mezelf, toch is mijn getuigenis waar, omdat ik weet waar ik vandaan ben gekomen en waar ik naartoe ga.+ Maar jullie weten niet waar ik vandaan kom en waar ik naartoe ga. 15  Jullie oordelen naar menselijke maatstaven.*+ Ik oordeel helemaal niemand. 16  En als ik toch oordeel, dan is mijn oordeel waar, want ik ben niet alleen, maar de Vader, die mij heeft gestuurd, is met mij.+ 17  Ook staat in jullie eigen wet geschreven: “Het getuigenis van twee mensen is waar.”+ 18  Ik getuig over mezelf, en de Vader, die mij heeft gestuurd, getuigt ook over mij.’+ 19  Toen vroegen ze hem: ‘Waar is uw Vader dan?’ ‘Jullie kennen mij niet en ook mijn Vader niet’,+ antwoordde Jezus. ‘Als jullie mij wel kenden, zouden jullie ook mijn Vader kennen.’+ 20  Dat zei hij in de schatkamer,+ toen hij in de tempel onderwees. Maar niemand greep hem, omdat zijn tijd nog niet was gekomen.+ 21  Hij zei opnieuw tegen hen: ‘Ik ga weg. Jullie zullen me zoeken, maar jullie zullen in je zonde sterven.+ Waar ik naartoe ga, kunnen jullie niet komen.’+ 22  De Joden zeiden toen: ‘Zou hij soms zelfmoord willen plegen en zegt hij daarom: “Waar ik naartoe ga, kunnen jullie niet komen”?’ 23  Hij zei verder: ‘Jullie zijn van beneden, ik ben van boven.+ Jullie zijn van deze wereld, ik ben niet van deze wereld. 24  Daarom heb ik tegen jullie gezegd: jullie zullen in je zonden sterven. Want als je niet gelooft dat ik het ben, zul je in je zonden sterven.’ 25  ‘Wie bent u dan?’, vroegen ze. Jezus antwoordde: ‘Waarom praat ik eigenlijk nog met jullie? 26  Ik heb veel over jullie te zeggen en veel om over te oordelen. Trouwens, hij die mij heeft gestuurd, is betrouwbaar en ik maak aan de wereld bekend wat ik van hem heb gehoord.’+ 27  Ze begrepen niet dat hij het over de Vader had. 28  Jezus zei verder: ‘Nadat jullie de Mensenzoon opgeheven hebben,+ zullen jullie weten dat ik het ben+ en dat ik niets uit mezelf doe.+ Maar ik vertel wat de Vader mij heeft geleerd. 29  En hij die me heeft gestuurd, is met mij. Hij heeft me niet aan mezelf overgelaten, omdat ik altijd doe wat hij wil.’+ 30  Toen hij die dingen zei, gingen veel mensen in hem geloven. 31  Tegen de Joden die in hem geloofden, zei Jezus verder: ‘Als je vasthoudt aan mijn woorden, dan ben je echt mijn discipel. 32  Dan zul je de waarheid kennen+ en de waarheid zal je vrijmaken.’+ 33  Daarop zeiden ze: ‘Wij zijn Abrahams nageslacht* en zijn nooit iemands slaven geweest. Hoe kunt u dan zeggen: “Je zult vrij worden”?’ 34  Jezus antwoordde: ‘Echt, ik verzeker jullie: iedereen die zondigt, is een slaaf van de zonde.+ 35  Bovendien blijft de slaaf niet voor eeuwig in het huis, maar de zoon wel. 36  Dus als de Zoon je vrijmaakt, zul je echt vrij zijn. 37  Ik weet dat jullie Abrahams nageslacht zijn. Maar jullie willen me doden, omdat jullie mijn woorden niet aanvaarden.* 38  Ik spreek over de dingen die ik heb gezien toen ik bij mijn Vader was,+ maar jullie doen de dingen die jullie hebben gehoord van jullie vader.’ 39  ‘Onze vader is Abraham’, zeiden ze. Maar Jezus zei: ‘Als jullie Abrahams kinderen waren,+ zouden jullie doen wat Abraham deed. 40  Maar nu willen jullie mij doden, iemand die jullie de waarheid heeft verteld die hij van God heeft gehoord.+ Abraham heeft zoiets niet gedaan. 41  Jullie doen wat jullie vader deed.’ Ze zeiden tegen hem: ‘We zijn niet uit immoraliteit geboren. We hebben maar één Vader: God.’ 42  Jezus zei tegen ze: ‘Als God jullie Vader was, zouden jullie mij liefhebben,+ want ik ben bij God vandaan gekomen en ik ben hier. Ik ben niet uit mezelf gekomen, maar hij heeft me gestuurd.+ 43  Waarom begrijpen jullie niet wat ik zeg? Omdat jullie niet naar mijn woorden kunnen luisteren.* 44  Jullie zijn uit jullie vader de Duivel, en jullie doen graag wat jullie vader wil.+ Hij was een moordenaar toen hij begon,+ en hij hield niet vast aan de waarheid, omdat er geen waarheid in hem is. Als hij liegt, spreekt hij zoals hij is,* want hij is een leugenaar en de vader van de leugen.+ 45  Maar ik zeg jullie de waarheid en daarom geloven jullie me niet. 46  Wie van jullie kan bewijzen dat ik heb gezondigd?+ Als ik de waarheid spreek, waarom geloven jullie me dan niet? 47  Wie uit God is, luistert naar de woorden van God.+ Daarom luisteren jullie niet, omdat jullie niet uit God zijn.’+ 48  Toen zeiden de Joden tegen hem: ‘We hebben dus gelijk als we zeggen dat u een Samaritaan+ bent en een demon hebt!’+ 49  ‘Ik heb geen demon,’ antwoordde Jezus, ‘maar ik eer mijn Vader, en jullie onteren mij. 50  Ik ben niet uit op eer voor mij,+ maar iemand anders is er wel op uit en hij oordeelt. 51  Echt, ik verzeker jullie: als iemand zich aan mijn woorden houdt, zal hij nooit de dood zien.’+ 52  De Joden zeiden tegen hem: ‘Nu weten we zeker dat u een demon hebt. Abraham is gestorven en ook de profeten, maar u zegt: “Als iemand zich aan mijn woorden houdt, zal hij de dood nooit proeven.” 53  U bent toch niet meer dan onze vader Abraham? Hij is gestorven, en ook de profeten zijn gestorven. Wie denkt u wel dat u bent?’ 54  Jezus antwoordde: ‘Als ik mezelf eer, betekent mijn eer niets. Het is mijn Vader die mij eert,+ van wie jullie zeggen dat hij jullie God is. 55  Toch kennen jullie hem niet, maar ik ken hem.+ En als ik zou zeggen dat ik hem niet ken, dan zou ik net als jullie een leugenaar zijn. Maar ik ken hem wel en ik houd me aan zijn woord. 56  Abraham, jullie vader, verheugde zich er enorm op mijn dag te zien, en toen hij die zag was hij blij.’+ 57  De Joden zeiden tegen hem: ‘U bent nog geen 50 jaar en u zou Abraham hebben gezien?’ 58  Jezus zei: ‘Echt, ik verzeker jullie: voordat Abraham werd geboren, was ik er al.’+ 59  Toen raapten ze stenen op om naar Jezus te gooien, maar hij verborg zich en verliet de tempel.

Voetnoten

Of ‘naar de uiterlijke schijn’. Lett.: ‘naar het vlees’.
Lett.: ‘zaad’.
Of ‘omdat mijn woord geen vooruitgang onder jullie maakt’.
Of ‘mijn woorden niet kunnen aannemen’.
Of ‘overeenkomstig zijn aard’.

Aantekeningen

het licht van de wereld: De metafoor waarmee Jezus zichzelf beschreef, deed de aanwezigen misschien denken aan de vier enorme lampenstandaarden in het voorhof van de vrouwen die tijdens het Loofhuttenfeest werden aangestoken (Jo 7:2; zie App. B11). Die lampen verlichtten een groot deel van de omgeving. De uitdrukking ‘licht van de wereld’ doet bovendien denken aan passages uit Jesaja waarin werd voorspeld dat ‘een groot licht’ gezien zou worden door ‘degenen die in het land van diepe schaduw wonen’ en dat degene die Jehovah’s ‘dienaar’ wordt genoemd ‘een licht voor de volken’ zou zijn (Jes 9:1, 2; 42:1, 6; 49:6). In de Bergrede gebruikte Jezus dezelfde metafoor toen hij tegen zijn volgelingen zei: ‘Jullie zijn het licht van de wereld’ (Mt 5:14). De uitdrukking ‘licht van de wereld’ (waarin het Griekse woord kosmos op de hele mensenwereld slaat) sluit goed aan bij Jesaja’s profetie dat de Messias ‘een licht voor de volken’ zou zijn. En in Han 13:46, 47 laten Paulus en Barnabas zien dat deze profetische woorden uit Jes 49:6 voor al Christus’ volgelingen een opdracht inhielden om ook als een licht voor de volken te dienen. Zowel Jezus’ bediening als die van zijn volgelingen zou mensen geestelijk verlichten en ze bevrijden van slavernij aan valsreligieuze leringen.

de Vader: In sommige manuscripten staat ‘hij’, maar de huidige weergave wordt goed ondersteund door oude manuscripten.

in de schatkamer: Of ‘bij de geldkisten (schatkisten)’. Het Griekse woord dat hier is gebruikt, komt ook voor in Mr 12:41, 43 en Lu 21:1, waar het is vertaald met ‘geldkisten’. Kennelijk slaat het hier op een gedeelte van de tempel in het voorhof van de vrouwen, waar 13 schatkisten waren. (Zie App. B11.) Men denkt dat in de tempel ook een grote schatkamer was waar het geld uit de geldkisten naartoe werd gebracht. Maar het is onwaarschijnlijk dat het in dit vers om die ruimte gaat. (Zie aantekening bij Mr 12:41.)

geldkisten: Volgens oude Joodse bronnen hadden deze geldkisten de vorm van een trompet of hoorn, met bovenin een nauwe opening, waar de mensen verschillende offergaven in deden. Het Griekse woord dat hier is gebruikt, komt ook voor in Jo 8:20. Daar is het met ‘de schatkamer’ vertaald, die blijkbaar lag op het terrein dat het voorhof van de vrouwen werd genoemd. (Zie aantekening bij Mt 27:6 en App. B11.) Volgens rabbijnse bronnen stonden langs de muur van dat voorhof 13 schatkisten. Men denkt dat in de tempel ook een grote schatkamer was waar het geld uit de schatkisten naartoe werd gebracht.

immoraliteit: Of ‘seksuele immoraliteit’. Grieks: porneia. (Zie aantekening bij Mt 5:32 en Woordenlijst ‘Seksuele immoraliteit’.)

We zijn niet uit immoraliteit geboren: Of ‘we zijn geen onwettige kinderen’. De Joden beweerden dat ze wettige kinderen van God en van Abraham waren en dus erfgenamen van de beloften die aan Abraham waren gedaan.

seksuele immoraliteit: Het Griekse porneia is een algemene term voor elke vorm van seksuele gemeenschap die volgens de Bijbel ongeoorloofd is. Het omvat overspel, prostitutie, seks tussen ongetrouwde personen, homoseksualiteit en bestialiteit. (Zie Woordenlijst.)

toen hij begon: Of ‘vanaf het begin’, dat wil zeggen vanaf het begin van de handelwijze van de Duivel als moordenaar, leugenaar en godslasteraar (1Jo 3:8, vtn.).

een Samaritaan: Over het algemeen keken de Joden neer op de Samaritanen en wilden ze niets met hen te maken hebben (Jo 4:9). Sommige Joden gebruikten de term Samaritaan zelfs om hun minachting en afkeuring te uiten (Jo 8:48). Volgens de Misjna heeft een rabbi gezegd: ‘Wie het brood van de Samaritanen eet is als iemand die varkensvlees eet’ (Sjevie’iet 8:10). Veel Joden zouden het getuigenis van een Samaritaan niet geloven en geen diensten van een Samaritaan accepteren. Jezus was op de hoogte van de minachtende houding van de meeste Joden en gaf daarom krachtig onderwijs in deze illustratie, die vaak de parabel van de barmhartige Samaritaan wordt genoemd.

een Samaritaan: De Joden gebruikten de term Samaritaan hier om hun minachting en afkeuring te uiten. (Zie aantekening bij Lu 10:33 en Woordenlijst.)

hij die zag: Dat wil zeggen met ogen van geloof (Heb 11:13; 1Pe 1:11).

u zou Abraham hebben gezien?: In enkele manuscripten staat ‘Abraham zou u hebben gezien?’, maar de huidige weergave wordt goed ondersteund door oude, gezaghebbende manuscripten.

Dat ben ik: Lett.: ‘ik ben’. Grieks: ego eimi. Sommigen denken dat deze uitdrukking een zinspeling is op de Septuaginta-weergave van Ex 3:14 en gebruiken dit om te betogen dat Jezus God is. Maar de bewoordingen in Ex 3:14 (ego eimi ho on, ‘Ik ben de Zijnde’, ‘Ik ben de Bestaande’) zijn anders dan die in Jo 4:26. Bovendien gebruikt de Septuaginta de uitdrukking ego eimi om woorden weer te geven die zijn uitgesproken door Abraham, Eliëzer, Jakob, David en anderen (Ge 23:4; 24:34; 30:2; 1Kr 21:17). In de christelijke Griekse Geschriften is ego eimi niet alleen maar gebruikt voor woorden die Jezus heeft gezegd. Dezelfde Griekse woorden zijn in Jo 9:9 gebruikt in het antwoord van een man die door Jezus was genezen. Ze brengen gewoon de boodschap over: ‘Ik ben het.’ Ook de engel Gabriël en Petrus, Paulus en anderen gebruikten deze woorden (Lu 1:19; Han 10:21; 22:3). Het is duidelijk dat die uitspraken niet naar Ex 3:14 verwijzen. Een vergelijking van de parallelverslagen in de synoptische evangeliën laat zien dat de uitdrukking ego eimi in Mr 13:6 en Lu 21:8 (‘Ik ben het’) een beknopte weergave is van de completere gedachte in Mt 24:5, die is vertaald met ‘Ik ben de Christus’.

was ik er al: De vijandige Joden wilden Jezus stenigen omdat hij beweerde dat hij ‘Abraham had gezien’, ook al was hij volgens hen ‘nog geen 50 jaar’ (Jo 8:57). Vervolgens vertelde Jezus hen over zijn voormenselijk bestaan als een machtig geestelijk wezen in de hemel voordat Abraham werd geboren. Sommigen beweren dat dit vers laat zien dat Jezus God is. Hun argument is dat de Griekse uitdrukking die hier wordt gebruikt, ego eimi (in een aantal Bijbels vertaald met ‘ik ben’ of ‘ben ik’), een zinspeling is op de Septuaginta-weergave van Ex 3:14 en dat die uitdrukking in beide verzen op dezelfde manier moet worden weergegeven. (Zie aantekening bij Jo 4:26.) Maar in deze context drukt het Griekse werkwoord eimi een handeling uit die begon ‘voordat Abraham werd geboren’ en die nog steeds aan de gang was. Daarom is de uitdrukking terecht vertaald met ‘was ik er al’ en niet met ‘ben ik’, en een aantal oude en moderne vertalingen hebben een vergelijkbare weergave als ‘was ik er al’. Andere voorbeelden van verzen waar een werkwoord dat in het Grieks in de tegenwoordige tijd staat wordt vertaald met de verleden tijd (of de voltooid tegenwoordige tijd) zijn: Lu 2:48; Jo 15:27; Han 15:21. Daarnaast laat Jezus’ redenatie in Jo 8:54, 55 zien dat hij zichzelf niet probeerde neer te zetten als dezelfde persoon als zijn Vader.

raapten ze stenen op om naar Jezus te gooien: Zo’n twee maanden later probeerden de Joden Jezus opnieuw in de tempel te doden (Jo 10:31). Aangezien de tempel gerenoveerd werd, is wel geopperd dat de Joden de stenen van een bouwplaats hebben gehaald.

Media