Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Zendelingen uitgezonden naar „de verst verwijderde streek der aarde”

Zendelingen uitgezonden naar „de verst verwijderde streek der aarde”

127ste Gileadgraduatie

Zendelingen uitgezonden naar „de verst verwijderde streek der aarde”

JEZUS gaf zijn discipelen de opdracht getuigen te zijn „tot de verst verwijderde streek der aarde” (Handelingen 1:8). Jehovah’s Getuigen nemen dat gebod ernstig op.

In feite hebben zendelingen die op de Wachttoren-Bijbelschool Gilead opgeleid zijn, de afgelopen 65 jaar in meer dan 200 landen aan de spits gestaan van dit predikingswerk. Op zaterdag 12 september 2009 studeerden er na een opleiding van vijf maanden op de zendelingenschool in Patterson (New York) nogmaals 56 ervaren predikers af.

De kracht van verbeelding

Stephen Lett, een lid van het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen en voorzitter van het graduatieprogramma, sprak de klas toe over het thema „Gebruik je verbeelding verstandig”. Eerst waarschuwde hij de afgestudeerden voor vier manieren waarop ze hun verbeelding niet moesten gebruiken. De eerste drie punten waren: (1) Verbeeld je niet dat materiële dingen blijvende bescherming kunnen bieden; (2) houd je in je verbeelding niet met immorele activiteiten bezig; en (3) maak je niet al te bezorgd door je te verbeelden hoe verschrikkelijk het morgen zou kunnen zijn (Spreuken 18:11; Mattheüs 5:28; 6:34). In verband met het derde punt zei de spreker dat iemand die overmatig tobt, de zorgen van gisteren op die van vandaag stapelt en dan de zorgen van morgen al naar vandaag haalt. „Dan heb je een zware last te dragen”, zei broeder Lett. Het vierde punt? De klas werd gewaarschuwd zich niet te verbeelden dat ze een beter leven hadden voordat ze in hun zendingstoewijzing begonnen. Als ze dat zouden doen, zouden ze de vreugden mislopen die hun in hun nieuwe gebied wachtten.

Vervolgens moedigde broeder Lett de klas aan hun verbeelding op vier positieve manieren te gebruiken. Hij zei: (1) Voorzie situaties die geestelijk of fysiek gevaarlijk zouden kunnen zijn en vermijd narigheid (Spreuken 22:3); (2) maak je een voorstelling van de taferelen die je in de Bijbel leest en verbeeld je dat je het zelf beleeft; (3) zie in iedereen met wie je in je nieuwe toewijzing spreekt een potentiële aanbidder van Jehovah; en (4) kweek empathie aan door je te verplaatsen in de situatie van degenen tot wie je predikt.

Hoe waardevol het is anderen op te leiden

David Splane, een lid van het Besturende Lichaam, behandelde het onderwerp ’Vertrouw die dingen toe aan getrouwe mensen’, gebaseerd op 2 Timotheüs 2:2. Toen de apostel Paulus Timotheüs opdracht gaf getrouwe mensen op te leiden, was het zijn bedoeling dat Timotheüs deze mensen niet alleen waarheidspunten zou bijbrengen maar hen ook zou aanmoedigen anderen op te leiden. De spreker vertelde de klas dat er grote behoefte is aan mannen die de leiding kunnen nemen in christelijke activiteiten. Wanneer en hoe worden die opgeleid? Broeder Splane moedigde de klas aan met de opleiding van deze mannen te beginnen zodra er een Bijbelstudie met hen wordt begonnen.

Hoe in het bijzonder kunnen zendelingen Bijbelstudenten opleiden tot trouwe voorbeelden voor anderen? De spreker schetste verscheidene manieren. Zendelingen moeten hun leren zich goed voor te bereiden op hun persoonlijke Bijbelstudieles. Als de studenten de gemeentevergaderingen beginnen bij te wonen, moeten ze vervolgens leren hoe ze zelfstandig de op de Bijbel gebaseerde stof die op de vergaderingen besproken wordt, kunnen voorbereiden. „Als iemand de Bijbel niet zelfstandig kan bestuderen,” redeneerde de spreker, „zal hij nooit anderen kunnen onderwijzen.” Broeder Splane zei ook dat zendelingen nieuwelingen kunnen helpen punctueel te zijn, het predikingswerk financieel te steunen en gehoorzaam te zijn aan degenen die nu de leiding nemen. Hij zei dat die lessen het beste onderwezen kunnen worden door het goede voorbeeld te geven.

Het voorrecht Getuigen te zijn

Guy Pierce, ook een lid van het Besturende Lichaam, sprak over een thema dat gebaseerd was op Jezus’ woorden in Handelingen 1:8: „Gij zult getuigen van mij zijn.” Hij herinnerde de klas eraan dat het volk Israël in de eerste eeuw G.T. het voorrecht verloor getuigen voor Jehovah te zijn. Dat voorrecht werd aan een natie gegeven die Koninkrijksvruchten voortbracht (Mattheüs 21:43). De gemeente van gezalfde christenen bleek die natie te zijn. De spreker citeerde de apostel Petrus, die zei dat de „heilige natie” van gezalfde christenen ’alom de voortreffelijkheden van Jehovah zou bekendmaken’ (1 Petrus 2:6-9). Jezus zei dus niet dat christenen uitsluitend getuigen van hem en geen getuigen van Jehovah meer zouden zijn. Jezus wordt per slot zelf „de Getrouwe Getuige” genoemd (Openbaring 1:5; 3:14). Hij is de voornaamste Getuige van Jehovah en het model dat we navolgen (1 Petrus 2:21).

In deze tijd, zo vertelde de spreker de klas, hebben Jezus’ woorden in Handelingen 1:8 nog meer betekenis gekregen. Waarom? Omdat er, zoals in Openbaring 11:15 werd aangekondigd, een gewichtige profetie in vervulling is gegaan! Gods Messiaanse koninkrijk is opgericht. Het getuigeniswerk wordt nu letterlijk tot in „de verst verwijderde streek der aarde” verricht (Handelingen 1:8). Broeder Pierce beklemtoonde dat zendelingen getuigenis afleggen over Jehovah en zijn koninkrijk, niet over zichzelf of over hun vroegere leefstijl, cultuur en land. Hij moedigde de klas aan om in de nog resterende tijd zo veel mogelijk mensen te onderwijzen.

Andere hoofdpunten van het programma

Alex Reinmueller, een helper bij het Uitgeverscomité, sprak over het thema „Jehovah zal je moed verlenen”. Hij zei dat als de zendelingen op Jehovah’s kracht vertrouwen, Hij hen zal helpen zich bewust te zijn van hun sterke punten, hun zwakheden te aanvaarden, hun angsten onder ogen te zien en God het beste te geven wat ze hebben.

Twee van de leraren van de afdeling Theocratische Scholen, Sam Roberson en William Samuelson, spraken de studenten ook toe. Broeder Roberson sprak over het onderwerp „Ik ben met u”, gebaseerd op Jesaja 41:10. Hij zei dat de zendelingen veel vreugde zullen ervaren. Ze zullen ook problemen hebben. Die kunnen ze aan als ze het voorbeeld volgen van koning David, die zijn liefdevolle Vader in gebed aanriep (Psalm 34:4, 6, 17, 19). In de lezing van broeder Samuelson werd de noodzaak beklemtoond dat zendelingen aan hun denkvermogen blijven werken. Dan zal het hun lukken niet negatief te reageren op onvriendelijke opmerkingen en zullen ze zich niet snel beledigd voelen (Spreuken 2:10, 11).

Jim Mantz, een helper bij het Schrijverscomité, interviewde twee bijkantoorcomitéleden, een uit Georgië en een uit Honduras, en een lid van het landscomité van Tadzjikistan. Die ervaren broeders vertelden de zendelingen hoe ze van potentieel vijandige mensen vrienden konden maken door ’het kwade te overwinnen met het goede’ (Romeinen 12:21). Mark Noumair, een andere Gileadleraar, presenteerde een levendige bespreking van de ervaringen die de studenten tijdens hun Gileadopleiding in de prediking hadden opgedaan. Het onderdeel had het tot nadenken stemmende thema „Hoe kan ik me hier nuttig maken?”

De voorzitter besloot het programma met het citeren van woorden uit het nieuwe lied „Zie jezelf in de nieuwe wereld”. Toen de 6509 aanwezigen vertrokken, waren ze vastbeslotener dan ooit om „tot de verst verwijderde streek der aarde” getuigenis af te leggen over Jehovah en zijn Zoon.

[Tabel/Kaart op blz. 31]

STATISTIEK VAN DE KLAS

8 landen vertegenwoordigd

56 studenten

28 echtparen

33,6 gemiddelde leeftijd

18,3 gemiddeld aantal jaren gedoopt

13,6 gemiddeld aantal jaren in de volletijddienst

[Kaart]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

De klas kreeg toewijzingen voor de onderstaande 22 landen

ZENDINGSTOEWIJZINGEN

JAMAICA

HAÏTI

NICARAGUA

COSTA RICA

PANAMA

CURAÇAO

GUYANA

PERU

BOLIVIA

PARAGUAY

CHILI

MOLDAVIË

SERVIË

ALBANIË

IVOORKUST

CONGO (KINSHASA)

OEGANDA

BURUNDI

TANZANIA

MOZAMBIQUE

NEPAL

CAMBODJA

[Illustratie op blz. 31]

127ste klas van de Wachttoren-Bijbelschool Gilead

In de onderstaande lijst zijn de rijen genummerd van voor naar achter en staan de namen per rij van links naar rechts vermeld.

(1) T. Marshall; L. Prudent; A. Mashburn; S. Rosenström; A. Testa; M. Takeyama; M. Sisk

(2) K. Grooms; S. Miura; M. Camacho; S. Rozas; M. Burch; I. Meza; G. Young; S. Geraghty

(3) C. Bonilla; D. Knaller; R. Parrales; S. Hotti; A. Takada; M. Tournade; C. Sopel

(4) Y. Miura; K. Parrales; K. Prudent; S. Colburn; L. Willis; A. Vääränen; B. Sisk; R. Takada

(5) J. Grooms; M. Vääränen; B. Geraghty; R. Stackhouse; A. Wilson; E. Bonell; D. Camacho; R. Meza; M. Bonell

(6) S. Takeyama; G. Testa; T. Colburn; C. Mashburn; W. Willis; L. Tournade; J. Burch; J. Stackhouse

(7) J. Wilson; J. Young; E. Marshall; M. Rozas; J. Knaller; N. Hotti; A. Rosenström; J. Sopel; O. Bonilla